Kamervragen over de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 beantwoord

De minister van Financiën heeft de vragen van de vaste kamercommissie voor Financiën uit de Tweede Kamer over de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 beantwoord.

De leden van de VVD-fractie vragen welke stappen zijn gezet om behalve de verdeling van de kosten ook te komen tot een beperking van de kosten en het stimuleren van doelmatig en efficiënt toezicht. De minister verwijst hiervoor naar het jaarlijkse overleg tussen de betrokken ministeries en de toezichthouders bij de totstandkoming van de begrotingen en de jaarrekening. De doelmatigheid en efficiëntie zijn daarbij volgens de minister belangrijke gespreksonderwerpen. Voor de visie van de markpartijen wordt opnieuw verwezen naar de panelbijeenkomsten. De overheidsbijdrage aan de toezichthouders blijft bij de beantwoording buiten beschouwing. De Pensioenfederatie is van mening dat door het ontbreken van de overheidsbijdrage er voor de overheid onvoldoende prikkel is om kostenstijgingen bij de toezichthouders te beteugelen.

De minister geeft aan dat gezien de verschillende wijze waarop de AFM en DNB toezicht houden, de verwachting bestaat dat het onderscheid in de doorberekening van de kosten tussen DNB en AFM zal blijven bestaan. Ook al is sprake van een verschillende toerekeningssystematiek door DNB en AFM, de Pensioenfederatie vindt desalniettemin wenselijk dat de verantwoording van de kostenontwikkeling vergelijkbaar is.

Op de vragen naar een vergelijking van de kosten van toezichthouders in Nederland, België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk antwoordt de minister dat een goede internationale vergelijking van toezichtkosten gecompliceerd is vanwege de vele verschillen tussen de toezichthouders. Zo verschillen naast de wijze van bekostiging, het mandaat van de toezichthouders, de wijze waarop het toezicht is ingericht, het aantal onder toezicht staande instellingen en de omvang en activiteiten van de sector.

Bron: ministerie van Financiën / Pensioenfederatie