columns

Column: Min of meer

Wat is het verschil tussen het Koninklijk huis en de Koninklijke familie? Wat is slechthorendheid? En wat is een doorsneepremie? Geloof het of niet, maar het zijn vragen die bij mij thuis over de eettafel vliegen.

Tja, wat dan te antwoorden op de vraag over de doorsneepremie? Ik kom niet verder dan: “Een doorsneepremie wil zeggen dat de werkgever bij het afdragen van zijn totale premiesom aan het pensioenfonds voor al zijn werknemers dezelfde premie betaalt. Daarbij maakt hij geen onderscheid naar geslacht, gezondheid of leeftijd. Voor iedere euro wordt voor iedere werknemer een zelfde aanspraak ingekocht.” Op dit antwoord valt vast het nodige af te dingen.

Voor een deel van de politiek, de toezichthouders en vele anderen is de doorsneepremie niets anders dan gelegaliseerd onrecht waarbij jongeren ten gunste van ouderen worden benadeeld.
Het valt mij op dat bij alles wat er wordt gezegd of geschreven over de doorsneepremie, weinig woorden worden gewijd aan wat dat nou precies is. De houding is veelal: het is diefstal dus het moet worden afgeschaft. Waarom zouden we ons dan interesseren in wat het is als het er straks toch niet meer is?
Toch kunnen we daar niet mee volstaan. We moeten ons immers bewust zijn van welke risico’s we lopen en welke valkuilen er zijn als we (nieuwe) pensioencontracten zónder doorsneepremie uitwerken. Binnen de Pensioenfederatie zijn we daar hard mee bezig. Meerdere belangrijke vragen liggen voor als we terecht komen in een wereld zonder doorsneepremie.

De doorsneepremie is in 2000 met reden in de wet Bpf 2000 opgenomen. Er is dus een nauw verband tussen de doorsneepremie en de verplichtstelling. Nu is niet gezegd dat louter het vervallen van die premie de verplichtstelling onderuithaalt. Wel is duidelijk dat bij een regeling zonder doorsneepremie er aanwijsbaar andere solidariteitselementen in het contract moeten zitten om een verplichtstelling te legitimeren.
Het kabinet stelt voor de doorsneepremie af te schaffen en daarvoor in de plaats de degressieve opbouw van aanspraken te introduceren. Een jongere krijgt dan voor dezelfde premie meer aanspraken dan een oudere. Is hier sprake van leeftijdsdiscriminatie en zo ja, is daar dan een objectieve rechtvaardigingsgrond voor te vinden? Wat doet een degressieve opbouw met het pensioenresultaat van jongeren? Zij krijgen weliswaar een hogere aanspraak maar wel over een relatief laag salaris.

Kortom het afschaffen van de doorsneepremie brengt dus naast een rekening van 100 miljard euro ook diverse risico’s met zich mee. Het is van groot belang dat we die risico’s goed in kaart brengen. In een ordentelijk beleidsproces worden vervolgens de risico’s gewogen en wordt dan pas een besluit genomen. Een open dialoog over de pro’s en contra’s, de inschatting van de risico’s en hoe we die risico’s kunnen adresseren is nodig.
Even terug naar de vragen aan het begin. Die van het Koninklijk huis laat ik aan u. Volgens het woordenboek is slechthorendheid: min of meer doof. Een antwoord waarover de ervaringsdeskundigen bij mij aan de eettafel zich hogelijk verbazen. Maar laten we hopen dat als het gaat om de vraag wat we willen met de doorsneepremie, politiek en toezichthouders zich eerder min dan meer doof tonen.

Gerard Riemen, directeur Pensioenfederatie