Column: Voldoende checks en balances bij invaren

Verantwoordingsorganen (VO’s) van pensioenfondsen kunnen meer voor elkaar krijgen dan je wellicht denkt. Zeker als het gaat om het invaren naar het nieuwe pensioenstelsel. Dat werd bevestigd toen ik een recent webinar over de rol van de VO’s bijwoonde. De voorzitters van het VO van PME en van het pensioenfonds van ABN AMRO gingen hierbij in op vragen over dit onderwerp.

De klassieke rol van het VO is bekend, namelijk een oordeel geven over het handelen van het bestuur van het pensioenfonds nu en in de toekomst. Daarnaast heeft het VO een adviesrecht op het gebied van beloningsbeleid, het interne toezicht en tal van andere zaken. Plus het opstellen van de profielschets voor de leden van de Raad van Toezicht, en een bindende voordracht van deze leden aan het bestuur van het fonds.

De VO’s zijn, zeker bij de grotere fondsen, gevarieerd samengestelde organen. Het bekende Eerste Kamerlid Martin van Rooijen heeft bijvoorbeeld zitting in het VO van het ABP. Aan kritische zin ontbreekt het dus niet. Maar hoe stevig is de machtspositie van de VO’s straks, als de Wet toekomst pensioenen (Wtp) wordt ingevoerd en het complexe proces van invaren gaat beginnen?

Hierover is nagedacht door de opstellers van de Wtp, zo maakte het webinar duidelijk. In het wetsvoorstel wordt aan de verantwoordelijkheden van de VO’s daarom een zogeheten versterkt adviesrecht toegevoegd. Dit versterkt hun positie bij het invaren. VO’s denken straks bijvoorbeeld mee over de vraag hoe de overgang naar het nieuwe systeem wordt gefinancierd, en hoe de implementatie plaatsvindt. Dat is een recht dat de VO’s altijd al hadden. Maar er is ook iets nieuws. Als een pensioenfonds eenmaal een voorgenomen besluit heeft opgesteld over het invaren, wordt het versterkte adviesrecht van kracht. Dit betekent dat het bestuur de sociale partners moet vragen het invaarverzoek te heroverwegen als er ook maar één geleding in het VO negatief adviseert over het besluit.

Als het bestuur en het VO niet tot overeenstemming komen, dan mag het VO uiteindelijk zelfs naar de Ondernemingskamer stappen. Naar de rechter dus. Dat besluit moet dan wel door alle geledingen van het VO worden ondersteund.

Dat alles is interessant, want in de Tweede Kamer en elders lijkt soms weinig vertrouwen te bestaan in hoe de fondsen het invaren gaan aanpakken. Ikzelf ben ervan overtuigd dat de fondsbesturen hiervoor goed geëquipeerd zijn en ook voldoende de tijd krijgen. Maar het is goed om te weten dat er de nodige checks and balances worden ingebouwd om dit proces ook echt zorgvuldig te laten verlopen.

Ger Jaarsma
Voorzitter Pensioenfederatie