Pensioenfederatie positief over mogelijkheid om op pensioendatum bedrag ineens op te nemen

De Pensioenfederatie staat positief tegenover het wettelijk keuzerecht om een bedrag ineens op de pensioeningangsdatum op te nemen.

Daarmee wordt aan het palet van keuzemogelijkheden een keuzerecht toegevoegd. Ook wordt de keuze in het conceptwetsvoorstel Bedrag ineens, RVU en verlofsparen onderschreven om het keuzemoment voor het bedrag ineens te beperken tot de pensioeningangsdatum en nadrukkelijk niet tijdens de opbouwfase. Door de wettelijke maximering op 10% van de waarde van het opgebouwde ouderdomspensioen wordt recht gedaan aan de behoefte van keuzevrijheid én behoud van een adequaat levenslang pensioen.

De belangrijkste aandachtspunten bij het conceptwetsvoorstel zijn:

  1. De combinatie van AOW-overbruggingspensioen en de eenmalige uitkering moet mogelijk blijven
    Door geen stapeling van het bedrag ineens met de hoog/laag-constructie toe te staan, leidt het conceptwetsvoorstel ertoe dat een deelnemer die kiest voor een eenmalige uitkering, niet meer kan kiezen voor een AOW-overbruggingspensioen. Dit zal voor deelnemers die vervroegd met pensioen willen gaan de mogelijkheden aanzienlijk beperken om eerder te kunnen stoppen met werken. Het is onwenselijk dat de manier waarop een pensioenuitvoerder de technische uitwerking van vervroegen heeft vormgegeven van invloed zou zijn op de mogelijkheid om een eenmalige uitkering te kiezen.

  2. Nadrukkelijk aandacht voor de gevolgen van de eenmalige uitkeringen op huur- en zorgtoeslagen met alle onaangename gevolgen van dien
    De combinatie van de opname van een bedrag ineens en het recht op zorg- en/of huurtoeslag kan ertoe leiden dat vooral deelnemers met een lager pensioeninkomen netto slechts 20-44% van de eenmalige uitkering overhouden. Om te voorkomen dat er ongelijke behandeling ontstaat van inkomensgroepen die voor de eenmalige uitkering kiezen en het voorkomen van een ingewikkelde zorgplicht voor pensioenuitvoerders pleiten wij ervoor om de eenmalige uitkering buiten het toetsingsinkomen te houden.

  3. De informatieplicht voor de pensioenuitvoerders moet niet enorm worden verzwaard
    Dat geldt voor de eisen die worden gesteld aan de wijze van informeren (niet alleen 'wat' maar ook 'hoe'). Daarnaast geldt dat voor de verplichting om deelnemers te wijzen op de gevolgen van de eenmalige uitkering voor de inkomstenbelasting, de inkomensafhankelijke regelingen en de AOW-premie. De pensioenuitvoerder is niet bekend met de totale inkomens- en vermogenspositie van de betrokkene (en zijn/haar partner). Daarom zou deze verplichting zich moeten beperken tot een beknopte waarschuwing voor de mogelijke risico’s en een verwijzing naar de website van de Belastingdienst. Daar zal adequate en volledig informatie moeten worden opgenomen, inclusief rekentools.

Daarnaast heeft de Pensioenfederatie in haar reactie op de internetconsultatie aandacht gevraagd voor onder meer de reikwijdte van het bedrag ineens, lagere percentages dan het maximum van 10% en de wettelijke invoeringstermijn.

De volledige reactie vindt u hier.

Bron: Pensioenfederatie