Minister Kaag presenteert onderzoeken over IMVO maatregelen

Op 3 april 2020 heeft minister Kaag van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking verschillende onderzoeken aan de Tweede Kamer aangeboden.

Het gaat om:

  • de monitoring van het percentage grote bedrijven dat de OESO-richtlijnen expliciet onderschrijft. Dit percentage is gestegen naar 35% in 2019. De doelstelling is 90% van de grote bedrijven in 2023;
  • een onderzoek naar welke overheidsinstrumenten het meest effectief zijn om bedrijven te stimuleren tot IMVO op basis van de OESO-richtlijnen. Hieruit blijkt dat bedrijven behoefte hebben aan integraal overheidsbeleid, waarbij een mix van instrumenten nodig is;
  • een onderzoek naar de optimale verhouding tussen dwingende en vrijwillige maatregelen bij het beleid rond IMVO. In het onderzoek wordt gesuggereerd niet vast te houden aan de splitsing verplicht-vrijwillig, maar een beweging te zien van vrijwillige naar verplichtende maatregelen (‘voorlichten, vergemakkelijken, verleiden, voorwaarden stellen, verplichten’). Welke tactiek passend is, hangt af van de IMVO-volwassenheid van een bedrijf;
  • een onderzoek naar de rol van de overheid bij de naleving van de OESO-richtlijnen. Ook hier concludeert het onderzoek dat verschillende rollen gevraagd zijn afhankelijk van de dynamiek in de markt/sector;
  • een onderzoek naar de mogelijkheden om dwingende maatregelen te treffen en deze te handhaven. Het onderzoek heeft zich toegespitst op brede due diligence wetgeving o.a. omdat hier al ervaring mee is in het buitenland. Zij achten gedragsverandering het meest waarschijnlijk als diverse due-diligence stappen wettelijk worden vastgelegd.

In bijlage 6 bij de brief staan de verschillende opties die de overheid heeft om de IMVO-maatregelen vorm te geven overzichtelijk op een rij.

Het IMVB-convenant van de pensioenfondsen heeft een grote dekking. Het convenant is ondertekend door ruim 80 pensioenfondsen die bij elkaar ruim 90% van het vermogen van alle Nederlandse pensioenfondsen vertegenwoordigen.

Bron: ministerie van Buitenlandse Zaken / Pensioenfederatie