Uitwerking pensioenakkoord: goede basis voor vervolgstappen

Nadat de uitwerking van het pensioenakkoord op 4 juli jl. groen licht kreeg van de FNV heeft minister Koolmees op 6 juli jl. een brief naar de Tweede Kamer gestuurd, waarin hij een stand van zaken schetst van alle maatregelen die in het pensioenakkoord van 2019 zijn afgesproken, zoals de AOW-leeftijd en de tijdelijke subsidieregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden. 

Op 22 juni jl. heeft minister Koolmees alle relevante stukken naar de Tweede Kamer gestuurd die ten grondslag liggen aan de hoofdlijnennotitie uitwerking pensioenakkoord. De Pensioenfederatie ziet in de hoofdlijnennotitie goede aanknopingspunten om de benodigde vervolgstappen te kunnen zetten.

Financiële positie pensioenfondsen
De brief van 6 juli bevat geen nieuws ten opzichte van de hoofdlijnennotitie uitwerking pensioenakkoord. Wel bevat de brief een passage over het wel of niet verlagen en toepassing van het FTK. Voor de financiële positie van pensioenfondsen in december 2020 geldt, gezien de uitzonderlijke economische situatie, hetzelfde regime als in december 2019. Dat betekent dat pensioenfondsen onder dezelfde voorwaarden als vorig jaar niet behoeven te verlagen bij een dekkingsgraad boven 90%. Bij een lagere dekkingsgraad zal moeten worden verlaagd tot een dekkingsgraad van 90%. Voorts zal de hersteltermijn voor het vereist vermogen ook in 2021 worden verlengd van 10 naar 12 jaar. Voor de jaren 2021 geeft de minister aan dat hij het van belang acht dat fondsen geleidelijk naar het minimaal vereist eigen vermogen toewerken. “Een pad na 2021 acht ik wel van belang om ook in de jaren na 2021 een voorspelbaar kader te bieden. Het is daarnaast van belang dat fondsen op verantwoorde en evenwichtige wijze kunnen overstappen naar het nieuwe stelsel. Bij indiening van het wetsvoorstel zal in gesprek met relevante partijen een ingroeipad naar het stelsel worden vastgelegd”. De Pensioenfederatie neemt de uitnodiging graag aan om hierover direct na de zomer in gesprek te gaan met de minister.

Bijlagen bij kamerbrief
De brief van 6 juli bevat een aantal bijlagen. Op het advies van de Stichting van de Arbeid over nabestaandenpensioen heeft de Pensioenfederatie al op 22 juni jl. gereageerd. De Pensioenfederatie wil samen met het Verbond van Verzekeraars en de Stichting van de Arbeid graag haar expertise inzetten bij de verdere vormgeving van het nabestaandenpensioen, met name ook in relatie tot de transitiefase naar het nieuwe pensioenstelsel.

Aanvalsplan Witte vlekken
Wat betreft het aanvalsplan witte vlekken van de Stichting van de Arbeid is de Pensioenfederatie blij dat de Stichting van de Arbeid dit onderwerp zo slagvaardig heeft opgepakt en dat veel van de voorstellen die in het rapport staan aansluiten op de ideeën van de Pensioenfederatie en daarom kunnen rekenen op steun van de Pensioenfederatie. De Pensioenfederatie pakt de handschoen graag op naar aanleiding van de oproepen van de Stichting van de Arbeid.

CPB onderzoek lage rente
Van belang is verder dat de minister als bijlage de voorlopige bevindingen van het CPB heeft meegestuurd over de invloed van een lage rente op pensioenfondsen. De definitieve studie wordt deze zomer gepubliceerd. In deze voorlopige bevindingen concludeert het CPB dat we in de toekomst rekening moeten houden met een langdurig lage rente. Deze lage rente is ongunstig voor pensioenfondsen omdat het zorgt voor lagere rendementen op de beleggingsportefeuille. Een effect waar ook de Commissie Parameters eerder al rekening mee heeft gehouden.

Het CPB concludeert dat langdurige lage rendementen leiden tot een lagere pensioenambitie in de tweede pijler en beveelt aan om meer te investeren in scholing en langer doorwerken. Het is niet eenduidig of met een lagere ambitie in een tweede pijler ook een hogere ambitie in de eerste pijler te ambiëren is (c.q. een verschuiving van kapitaaldekking naar omslag). Dit omdat bij een dergelijke overgang ook andere aspecten een rol spelen (economische groei, arbeidsmarkt, inkomensverdeling).

Rapport “Collectiviteit, solidariteit en zekerheid in het pensioenakkoord”
Voorts is meegestuurd als bijlage het rapport "Collectiviteit, solidariteit, en zekerheid in het pensioenakkoord". Een kwalitatieve analyse van de uitgangspunten van het Nederlandse pensioenakkoord, in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De analyse is verricht door Prof. dr. Frank Vandenbroucke (verbonden aan de Universiteit van Amsterdam). De Tweede Kamer wenste een onafhankelijk onderzoek van de uitgangspunten van het akkoord aan de hand van de thema’s collectiviteit, solidariteit en zekerheid. De solidariteit waarop het pensioenstelsel gebaseerd is, blijft een kostbaar goed, stelt Vandenbroucke. Aanpassingen zijn nodig, op basis van zorgvuldige afwegingen en een zo breed mogelijk maatschappelijk draagvlak. Het rapport beoogt de politiek een denkkader aan te reiken dat toelaat om de onvermijdelijke afruil tussen verschillende doelstellingen en randvoorwaarden bij het pensioenbeleid scherper in beeld te brengen, met name vanuit zorgen om collectiviteit, solidariteit en zekerheid. Daarbij worden vragen behandeld als: Waarom willen we solidariteit? Is de visie in Nederland op wat te winnen valt met solidariteit niet te smal? Wat bedoelen we precies met ‘zekerheid’? Hoe kan het beleid bijdragen tot meer zekerheid? Welke rol spelen publiek vastgelegde spelregels in het creëren van zekerheid? Nu de wereld wordt getroffen door een nooit geziene economische en sociale schok die veel onzekerheid creëert, is de vraag naar de betekenis van ‘zekerheid’ cruciaal, aldus het rapport. Het rapport draagt, naar de mening van de Pensioenfederatie, bij in het expliciet maken van de betekenis van de concepten collectiviteit, solidariteit en zekerheid.

Bron: ministerie van SZW / Pensioenfederatie