Nota van wijziging maakt bedrag ineens onnodig complex

De vandaag voorgestelde Nota van wijziging bij het Wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen, creëert disproportionele complexiteit op het gebied van administratie, communicatie en keuzebegeleiding waar het gaat om bedrag ineens. Daardoor is een goed idee bijna onuitvoerbaar geworden. Zowel voor de uitvoerders, als voor de deelnemers. De implementatietermijn wordt als gevolg van de extra complexiteit ook onrealistisch. Vanmiddag heeft de Tweede Kamer ingestemd met het Wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen. 

Tijdens de Kamerbehandeling is erop gewezen dat het belastingtarief in de eerste schijf afhankelijk is van de verjaardag van de belastingplichtige in het jaar waarin iemand AOW-gerechtigd wordt. Om deze ongelijke fiscale behandeling van deelnemers tegen te gaan is een Nota van Wijziging opgesteld. Deelnemers kiezen op pensioeningangsdatum of ze een eenmalige uitkering willen. Ze kunnen deze uitkering dan meteen krijgen, of in februari volgend op het jaar dat ze AOW gerechtigd worden.

Het bedrag ineens levert sowieso al complexiteit op, kiezen wanneer die ingaat levert nog meer complexiteit op. De grootste bottleneck zit in de manier waarop het (verlaagde) pensioen vervolgens wordt uitgekeerd. Dat kan op twee manieren:

  1. De (verlaagde) pensioenuitkering (90%) wordt bepaald vanaf begin tot overlijden. Op enig moment ontvangt men het bedrag ineens.
  2. De pensioenuitkering begint eerst op 100% te lopen. Dan krijgt men het bedrag ineens dat maximaal 10% van de resterende pensioenuitkeringen bedraagt. Pas daarna krijgt men de verlaagde uitkering. Er is gekozen, tegen het expliciete advies van alle uitvoerders in, voor de laatste optie.

Complexiteit en uitvoeringsproblemen (met stijgende uitvoeringskosten)

  • De operationele impact is fors. De berekeningen die gemaakt moeten worden zijn ingewikkeld, wat leidt tot een toename van de kans op fouten. De kosten van uitvoering van deze variant nemen toe in de vorm van extra communicatie en (keuze)begeleiding, complexe (her)berekening van pensioen en inregelen in de financiële keten.
  • Risico van life-events tussen pensioeningang en uitkering bedrag ineens (wat gebeurt er dan). Denk bijvoorbeeld aan een echtscheiding tussen pensioeningangsdatum en het moment dat het bedrag ineens na de AOW-gerechtigde leeftijd wordt uitbetaald.
  • De nota van wijziging beoogt een probleem op te lossen voor de groep deelnemers met een inkomen lager dan € 34.713. Echter een ieder kan een berekening aanvragen, niet alleen de deelnemers die uiteindelijk profijt kunnen hebben van de keuze. Pensioenuitvoerders hebben geen zicht op het totale inkomen van deelnemers en kunnen dus ook niet bepalen of het al dan niet uitstellen van de eenmalige uitkering tot na de AOW-datum interessant kan zijn voor deelnemers. Er is grote kans dat een verzoek ook zal worden gedaan door deelnemers die fiscaal helemaal niet profiteren van uitstel (maar toch een berekening vragen baat het niet schaadt het niet).
  • Een toekomstig bijkomend probleem is dat de pensioeningangsdatum voor de transitie naar het nieuwe stelsel kan liggen, terwijl uitbetaling plaatsvindt onder het nieuwe pensioencontract.

Complexiteit voor de deelnemers
Naast het doorrekenen van kosten (aan het individu dan wel het collectief) zijn er meer nadelen voor de deelnemers met deze invulling.

  • Een variant waarbij gedurende de eerste periode 100% van het pensioen wordt uitgekeerd, na enkele jaren 10% van de dan resterende pensioenuitkeringen, en vervolgens een verlaagde pensioenuitkering levenslang, is voor deelnemers moeilijk te begrijpen. Het is ook lastig uit te leggen (in deelnemerscommunicatie) en de keuzebegeleiding is ronduit ingewikkeld.
  • Een deelnemer moet een afweging maken tussen twee niet goed te vergelijken situaties (verschillende bedragen en verschillen in belasting- en premieheffing). Bijvoorbeeld: een eenmalige uitkering op 62-jarige leeftijd als daarover AOW-premie verschuldigd is versus een lagere eenmalige uitkering 4 à 5 jaar later zonder AOW-premie en vanaf dat moment een lagere levenslange. Deelnemers begeleiden in een verstandige keuze hierover lijkt niet haalbaar.
  • Deze problemen worden nog onoverzichtelijker bij de variabele uitkering (die in de nabije toekomst veel vaker voor zal gaan komen). Bij een variabele uitkering zal de uiteindelijke (eenmalige) uitkering meebewegen met de resultaten (beleggingsrendementen en ontwikkeling levensverwachting).

Dit staat nog los van eventuele complexiteit inzake toeslagen waar de deelnemer rekening mee moet houden bij gebruikmaking van de regeling en de communicatie en keuze-infrastructuur die voor dat probleem opgetuigd moet worden.

Conclusie is dat dit wetsvoorstel een beperkte groep mensen een extra keuze geeft en daarmee eventueel een mogelijk voordeel. Het brengt echter door deze nota van wijziging te veel complexiteit met zich mee. De ingangsdatum per 1 januari 2022, waarbij deelnemers geruime tijd moeten worden geïnformeerd over de mogelijkheden en impact, is sowieso niet meer realistisch door deze extra complexiteit.

Eenvoudiger alternatieven
De Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars hebben eenvoudiger alternatieven aangedragen, die hopelijk aan de orde komen bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer.

  1. Vrijstelling van AOW-premie
    Het meest eenvoudige alternatief dat hetzelfde effect bewerkstelligt is wettelijk te regelen dat er geen AOW-premie (zijnde 17,9% voor inkomen tot € 34.713) wordt ingehouden over de uitkering.  Deze aanpassing zal uiteraard impact hebben op de uitvoering door de Belastingdienst, maar raakt dan één uitvoeringsorganisatie en niet ruim 200 pensioenuitvoerders, verzekeraars en banken die allemaal investeringen moeten doen om hetzelfde effect te realiseren. Bovendien is deze variant veel eenvoudiger te begrijpen voor deelnemers.
  2. Oplossing voor samenloop bereiken AOW-gerechtigde leeftijd en pensioeningang
    Mensen die in hetzelfde jaar met pensioen gaan als dat ze AOW-gerechtigd worden, ontvangen standaard de (uitbetaling van de) eenmalige uitkering in januari van het volgende jaar, tenzij zij ervoor kiezen om de eenmalige uitkering direct bij pensioeningang te ontvangen (opt-out). In dat laatste geval is het reguliere belastingtarief (inclusief AOW-heffing) verschuldigd.

Bron: ministerie van SZW / Pensioenfederatie