Aanvullende informatie over Wetsvoorstel waardeoverdracht klein pensioen

Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft een brief aan de Tweede Kamer gestuurd met aanvullende informatie over het wetsvoorstel waardeoverdracht klein pensioen. In de brief gaat hij in op een aantal wensen die op dinsdag 7 november door de Kamer zijn geuit bij de plenaire behandeling van het voorstel.

De minister heeft besloten dat berekeningen over de totstandkoming van een waardeoverdracht van een klein pensioen op verzoek beschikbaar gesteld moeten worden aan deelnemers.  Verder heeft hij besloten dat het onderdeel ‘heel klein pensioen’ van het wetsvoorstel later in werking zal treden, namelijk op 1 januari 2019. Op die manier is er voldoende tijd voor een eenmalige ‘opschoonactie’ bij pensioenuitvoerders.

Het tijdstip van inwerkingtreding zal worden vastgelegd in het inwerkingtredingsbesluit. Voor de eenmalige ‘opschoonactie’ denkt de minister aan het volgende: In de periode tot 1 januari 2019 kunnen deelnemers gebruikmaken van de mogelijkheid van individuele waardeoverdracht en pensioenuitvoerders kunnen gebruik maken van het recht op afkoop. De deelnemers kunnen hierop gewezen worden door de Rijksoverheid en pensioenuitvoerders. Dit kan in de vorm van een algemene campagne of op de persoon toegesneden informatieverstrekking. Hierover zal nog nadere afstemming plaats vinden. De Pensioenfederatie is van mening dat hiermee een goede balans is gevonden tussen de belangen van individuele deelnemers én het doel van het wetsvoorstel om de administratieve lasten te beperken om tot een beter pensioen voor iedereen te komen.

Omdat de Kamer waarde hecht aan voldoende inzicht in de vormgeving van de lagere regelgeving bij het wetsvoorstel, heeft de minister ook het conceptbesluit aan de Kamer gestuurd. Dit besluit is nog in behandeling bij de toezichthouders voor een toezichttoets. Bij de totstandkoming van het besluit wordt hecht samengewerkt met het veld vanwege de vele uitvoeringsconsequenties van het wetsvoorstel.

Bron: ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid/de Pensioenfederatie