Staatssecretaris van Financiën: geen landenanalyse btw

Staatssecretaris Snel van Financiën heeft een korte brief over de toenemende btw lasten voor pensioenbeheer aan de Tweede Kamer gestuurd.

Die brief geeft volgens de Pensioenfederatie geen nieuwe informatie en doet niets af aan de mogelijkheden om de zogenoemde ATP-voorwaarden in Nederland toe te passen en daarmee in het belang van deelnemers een btw vrijstelling pensioenbeheer te bewerkstelligen.

Niet samen op de bres voor lagere uitvoeringskosten
Btw lasten moeten volgens de Pensioenfederatie zo veel mogelijk worden voorkomen, omdat die ten koste gaan van het pensioenresultaat van deelnemers. De staatssecretaris had op 7 juni jl. bij het algemeen overleg over Europese fiscale onderwerpen op nadrukkelijk verzoek van de Kamer toegezegd om alsnog een landenoverzicht aan de Kamer te sturen. Om een dergelijke analyse is eerder gevraagd via de aangenomen motie Omtzigt. Het landenoverzicht blijkt echter niet bij de Kamerbrief te zijn gevoegd omdat volgens de staatssecretaris casuïstiek uit andere lidstaten ontbreekt. Wel verwijst de staatssecretaris naar eerdere beantwoording over het btw beleid van België.

Verwijzing naar eerdere beantwoording niet passend
De voorganger van de staatssecretaris bevestigde op 13 oktober 2017 aan de Kamer dat de Belgische overheid in het schrijven ‘België, ideale locatie voor pan-Europese pensioenfondsen’ uitgaat van een vrijstelling voor financieel en administratief beheer, onder verwijzing naar de relevante Europese jurisprudentie. Uit het schrijven volgt dat de nieuwe Belgische rechtsfiguur van Organisme voor de Financiering van Pensioenen (‘OFP’) voor de vennootschapsbelasting en btw wordt behandeld als een icbe-beleggingsfonds.’ Daarom wordt in België een vrijstelling voor btw toegekend. Staatssecretaris Snel geeft nu aan dat de btw-behandeling van pensioenfondsen in België en Nederland vergelijkbaar is en stelt: ‘De casuïstiek en beschreven btw-behandeling voor de Belgische OFP en de Nederlandse PPI zijn zo bezien vergelijkbaar. Er is sprake van een collectief beleggingsfonds waarvoor het beheer is vrijgesteld van btw. Onder verwijzing naar de relevante jurisprudentie geldt voor beiden als uitgangspunt dat sprake moet zijn van de uitvoering van een DC-premieregeling.’

Bovenstaande passage roept bij de Pensioenfederatie wederom vragen op. Er is sowieso een wezenlijk verschil tussen het Belgische OFP en de Nederlandse PPI. Het Belgische vehikel kan namelijk niet enkel DC-regelingen uitvoeren, maar ook DB en hybride regelingen. De Pensioenfederatie vindt dit echter niet het issue. De Europese Commissie heeft in een recent working paper juist gesteld dat lidstaten niet (zwart-wit) moeten denken in termen van DB-regelingen btw laten betalen versus DC-regelingen vrijstellen van btw. ‘In any case, the Commission services wish to stress the need to apply the comparability test only according to the criteria defined by the CJEU, and regardless of how funds are classified for regulatory purposes (e.g. DB, DC or hybrids).’

Nieuwe ontwikkelingen nog niet in rekening gebracht
Voor een vrijstelling moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

  1. het fonds staat onder bijzonder overheidstoezicht;
  2. het fonds wordt gefinancierd door de deelnemers;
  3. het geld wordt belegd volgens het beginsel van risicospreiding; en
  4. het beleggingsrisico wordt gedragen door de deelnemers in het pensioenfonds.

Vergelijkbaar is het criterium dat het Europese Hof van Justitie hanteert. Duidelijk is dat pensioenfondsen niet gelijk zijn. Vergelijkbaar is een pensioenfonds als het voldoet aan de vier voorwaarden. De Europese Commissie noemt dit de ‘comparability test’.

Opvallend is dat de staatssecretaris desondanks vasthoudt aan een denken in termen van DB en DC. De Pensioenfederatie vindt het belangrijk dat ook Nederland de ATP-voorwaarden toepast en zich niet voortdurend beroept op een rechtszaak die heeft gespeeld bij de Hoge Raad. Bij die rechtszaak heeft de overheid bijvoorbeeld ingebracht dat de werkgever (destijds) bij dat fonds nog een rol speelde in het risicodragerschap. Inmiddels zijn alle nationale pensioendeskundigen het er wel over eens dat de risico’s zijn verschoven naar de deelnemer. Bijstortingsverplichtingen komen nauwelijks meer voor. De Pensioenfederatie merkt in dit kader op dat beroepspensioenfondsen een beeldend voorbeeld zijn waaruit blijkt dat deelnemers de risico’s dragen. Zij vormen het collectief en dragen gezamenlijk de risico’s. Er is geen andere partij, bijvoorbeeld de werkgever, waarop risico’s afgewenteld kunnen worden.

De Pensioenfederatie herhaalt daarom haar oproep: pas de ATP-voorwaarden toe en kijk ook naar andere lidstaten. Het is een gemis dat niet duidelijk wordt hoe andere lidstaten omgaan met de zogenoemde ‘comparability test’ en de wereld tussen klassiek DB en DC. De Pensioenfederatie voert ook graag het inhoudelijke gesprek hierover.

Bron: ministerie van Financiën / Pensioenfederatie