Pensioenfederatie tevreden met oplossing voor wetsvoorstel Bedrag ineens

De Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars hebben met de ministeries van SZW en Financiën intensief gesproken over het wetsvoorstel Bedrag ineens, RVU en verlofsparen. Over een alternatieve vormgeving van de tweede nota van wijziging, waar de Pensioenfederatie bezwaar op had geuit, is nu overeenstemming bereikt. Dit is te lezen in de Kamerbrief die staatssecretaris Wiersma, mede namens de staatssecretaris van Financiën, aan de Tweede Kamer stuurt.   

Het wetsvoorstel werd door een tweede nota van wijziging eerst gecompliceerder, maar daar is nu een oplossing voor gevonden. De staatssecretaris van SZW heeft mede namens de staatssecretaris van Financiën een brief naar de Tweede en Eerste Kamer gestuurd over de uitkomst van de besprekingen met de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars over een alternatieve oplossing voor de tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel Bedrag ineens, RVU en verlofsparen.

De bezwaren van de Pensioenfederatie tegen deze tweede nota van wijziging zijn voor het grootste deel nu weggenomen. Intensief en constructief overleg in de afgelopen maanden heeft ertoe geleid dat in overeenstemming met de motie Oomen c.s. een oplossing is gevonden. Daardoor is de wet op de meeste onderdelen beter uitlegbaar voor de deelnemer en is de uitvoering technisch minder complex waardoor de uitvoeringskosten lager uitvallen.

De volgende zaken zijn nu anders dan in de 2e nota van wijziging:

  1. De periode voor het uitstel van het bedrag ineens wordt beperkt
    Deelnemers wiens pensioeningangsdatum ligt in de maand waarin zij de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken en aan de deelnemers wiens pensioeningangsdatum ligt op de eerste dag volgend op de maand waarin zij AOW-gerechtigd worden krijgen de mogelijkheid om – indien zij kiezen voor een bedrag ineens – het bedrag ineens tot uitbetaling te laten komen in de maand januari van het jaar volgend op het jaar waarin zij AOW-gerechtigd worden. Bij de eerder voorgestelde langere periode is de kans groter op veranderingen in het leven van de deelnemer (scheiden, trouwen, etc.) die invloed hebben op de keuze.
  2. De maand januari i.p.v. februari
    Uitstel van de uitkering van het bedrag ineens tot januari na het jaar waarin de AOW-gerechtigde leeftijd is bereikt in plaats van februari, is logischer voor de deelnemer en beter toepasbaar voor de uitvoerder.
  3. Uitkeringsschema van 90-10-90 (i.p.v. 100-10-90): pensioen blijft gelijk
    Op het moment van pensioneren berekent de pensioenuitvoerder welk bedrag dan tot uitkering moet komen in die maand januari, en zet dit bedrag apart. Dit bedrag wijzigt niet meer. De levenslange periodieke pensioenuitkering wordt op het moment van het kiezen voor een bedrag ineens (met dus een uitgestelde betaling) (pensioeningangsdatum) al aangepast. Kort gezegd ziet de uitkeringsstroom op 90-10-90 (90% periodieke uitkering – 10% bedrag ineens - 90% periodieke uitkering). De pensioenaanspraak blijft in omvang gelijk, maar wordt op een andere manier over de tijd verdeeld.
  4. Tussentijdse uitkering bij overlijden
    Indien de gepensioneerde deelnemer overlijdt voorafgaand aan de uitbetalingsmaand januari, doet de pensioenuitvoerder deze deelnemer een nabetaling ter hoogte van 100% pensioenuitkering minus de reeds uitbetaalde en al naar maximaal 90% verlaagde periodieke uitkeringen. Het gereserveerde bedrag ineens als zodanig komt niet tot uitkering, maar in plaats daarvan ontvangt de overleden gepensioneerde deelnemer een nabetaling.

Zoals in de brief van SZW genoemd staat, heeft de Pensioenfederatie (naast het Verbond) aangegeven dat de kleine omvang van de nabetaling mogelijk lastig te begrijpen is of tot teleurstelling bij de nabestaanden kan leiden. Vanwege fiscale redenen bleek het helaas niet mogelijk om hiervoor een alternatieve oplossing te vinden.

Per saldo ligt er een alternatieve variant op tafel die voor de pensioenuitvoerders in tegenstelling tot de tweede nota van wijziging wel uitvoerbaar is.

Het is nu belangrijk dat het wetsvoorstel hiervoor zo spoedig mogelijk bij de Tweede Kamer wordt ingediend, zodat de inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2023 haalbaar is.

Bekijk hier ons position paper.

Bron: ministerie van SZW / Pensioenfederatie